Op zaterdag 29 september 2012 kwam Hans Diehl ons coachen op de Marshaven. Hans Diehl roeit bij Daventria en heeft een RI-3 instructeursdiploma van de KNRB. Hij heeft een schat aan coachervaring die hij graag met Isala wil delen.
Tijdens een korte koffiepauze zei Hans: “Willem, dit is het moeilijkste punt van roeien: het keerpunt achter.” En dat bleek nog waar te zijn ook. Bij vrijwel iedereen die we vanmorgen op het water troffen was hier wel iets aan te verbeteren. En met succes! Boten die eerst wat hokkerig door het water schoten voeren na de aanwijzingen van Hans veel gelijkmatiger. De roeiers merkten op: “ik heb veel meer lucht” en “je voelt dat de boot gaat lopen“. Dat zegt iets over de roeikunst van Isala maar nog meer over het coachen van Hans.
Terwijl ik de Kapsijs bestuurde, liet Hans de C4-en en skiffs starten met “vaste bank – vaste rug” roeien (dus met de benen gestrekt). Dit werd daarna uitgebouwd tot “rug erbij”, en via “kwart bank” en “halve bank” naar “hele bank”. Daarna werden de boten stilgelegd voor wat aanwijzigen.
De rode draad hierbij was het keerpunt achter. Dat goed uitvoeren is een hele kunst! Je moet ten eerste goed afgesteld zitten. Als je statisch afstelt dan is twee vuisten tussen de riemen een goed uitgangspunt. In de dynamische beweging van het roeien krijg je nog wat meer ruimte waardoor je de handen nog net niet langs de romp kunt trekken.
En dan moet je het keerpunt achter, het “rondje”, heel mooi uitvoeren. Het is eigenlijk een doorgaande beweging. Hans praat liever niet over “snel wegzetten” maar over “doorbewegen”. Volgens de dvd van de KNRB is roeien een “doorgaande vloeiende beweging met subtiel uitgevoerde snelle accenten in de keerpunten”. Wij zagen deze ochtend dat sommige roeiers achter bleven stil zitten (soort 1e stop) om daarna snel op te rijden. Dat leidt tot een hokkerig vertragen en versnellen van de boot. Het is beter om soepel door te bewegen, gebaarde Hans. Daarna laat je de boot onder je door lopen. Hans heeft het dan ook over “aanglijden” in plaats van “oprijden”. Het woord “aanglijden” duidt op iets passiefs, terwijl “oprijden” een te actieve indruk kan wekken. “ Je moet de boot het werk laten doen“, zei Hans. “De handen in een vloeiende beweging van je af brengen en dan volgen met de benen.”
Wat kan er nog meer “fout” gaan achter? Bijvoorbeeld “narukken” – extra kracht zetten vlak voor de uitpik. Als coach zie je dit aan de kin die naar beneden gaat en de schouders die omhoog komen. Iemand die “narukt” kan onmogelijk de bladen tegelijk uit het water halen, met onbalans als gevolg. Het komt ook voor dat de druk op het voetenbord niet tot het einde toe wordt vastgehouden. Het is beter om de druk tot aan het einde van de haal vast te houden. Als je dan de druk laat wegvallen dan komen de bladen als vanzelf uit het water. Kortom, genoeg zaken om op te letten bij het keerpunt achter.
En wat gebeurde er na de aanwijzingen van Hans? De boten gingen beter lopen; ze bewogen gelijkmatiger door het water. Een genot om naar te kijken.
Na afloop moedigde Hans ons aan om nog eens over deze ochtend na te denken, overigens zonder zijn aanwijzingen krampachtig toe te gaan passen. Hans bood aan om spoedig weer bij Isala langs te komen. Natuurlijk zullen we dankbaar van zijn aanbod gebruik maken. Anke, hartelijk dank voor de organisatie. En Hans voor het coachen!
Willem van Poelje