Die zien we iedere keer wel dat we bij het botenhuis of de IJssel zijn: rustend op een strandje, met uitgespreide vleugels op een kribbaken (altijd op de rechteroever!) of zwemmend en duikend in het water. Sommige mensen vinden ze maar eng, met hun voorwereldlijke uiterlijk en hun haaksnavel, en dan nog zwart ook! Anderen voelen zich vrolijk toegezwaaid.
Nou, zwart zijn ze in elk geval niet, zoals de mooie tekening van Ton bij dit artikel laat zien. Groen, blauw en paars blinken de veren je tegemoet. In tegenstelling tot de meeste vogels heeft hij veren die niet goed waterafstotend zijn. Daarom ligt de aalscholver diep in het water en moet hij z’n veren laten drogen. Dat lijkt vreemd, maar een watervogel heeft een lastig dilemma: om te vliegen moet hij licht zijn, om te drijven waterafstotend, maar om te duiken juist niet. Blijkbaar zijn er in de evolutie verschillende oplossingen voor dit probleem gevonden. De aalscholver kan goed duiken, maar gaat alleen te water om vis te vangen en vliegt ook niet graag. Het lijkt me ook geen pretje, vliegen met natte veren en zo’n grote koude vis in je krop!
Tegenwoordig zijn aalscholvers algemeen, maar dat is zeker niet altijd zo geweest. Tot in de jaren ’60 werden ze intensief vervolgd als ‘schadelijk voor de visserij’. Bovendien hadden ze veel last van bestrijdingsmiddelen en PCB’s die zich in de voedselketen ophoopten.Tot overmaat van ramp werden de visgronden van de kolonies in het Naardermeer en Noordwest-Overijssel ingepolderd tot Flevoland en Noordoostpolder. Pas toen in de jaren ’70 een grote kolonie in de Oostvaardersplassen ontstond, herstelde de stand zich. Sinds 1990 schommelt de stand rond de 20.000 broedparen, waarvan de helft rond het IJsselmeer. Vlak ten noorden van Deventer zit de dichtstbijzijnde kolonie. In de winter kunnen ‘onze’ vogels uitwijken naar Zuid-Europa, en krijgen wij vogels uit Noord-Duitsland en Denemarken.
(Tekst Willem Drok en illustratie Ton de Haas)
Lees hier de tekst van IVN Zutphen over de Aalscholver als zwaar beladen ijsselschip.
Nu we alles weten over de vogel, ook wat meer informatie over de boot. De materiaalcommissie stelt voor: Aalscholver
Onze Aalscholver staat in de werkplaats op een grote kar. De Aalscholver is een wherry. Een wherry is een boot met plaats voor twee roeiers en stuurman. Meestal is er ook extra plaats voor een instructeur, vandaar de brede stuurplaats.
De wherry is van origine een historisch Engels boottype. De bouwwijze was echt Engels, dus overnaads. Gezien de oplopende loonkosten en kwetsbaarheid is men gaan nadenken over een alternatieve bouwwijze. Volgens de overlevering heeft het timmerhuis in Amsterdam een aantal boten gemaakt van watervast multiplex. Uit die periode stammen ook de eerste waarschepen, knikspant houten zeilboten die je zelf kon bouwen. Onze Aalscholver zou het prototype geweest zijn en is geleverd aan Het Spaarne in Haarlem, dat staat vast.
De bootsman van Het Spaarne vond zo’n multiplex wherry eigenlijk geen boot, en heeft er dus ook weinig onderhoud aan gepleegd. De boot lag onder in de stelling, buiswater werd niet verwijderd, lastig ook met zo’n zware wherry, zodat de achteronderkant is doorgerot en ook op de knikspant naden grote sleepsporen ontstonden. Daarom werd de boot buiten gebruik gesteld.
In de jaren '80 van de twintigste eeuw kwamen er bij Isala roeiers langs van Het Spaarne. Wij wilden graag een brede instructieboot hebben, hadden geen geld en na wat bellen konden we de boot krijgen mits we die maar ophaalden. Met een tandemhuifaanhanger van Jos Addink, waar de boot minimaal twee meter uitstak, is de boot uit Haarlem opgehaald. De gaten aan de achterkant en de schade aan de bodem zijn met nieuwe stukken hout en epoxy gerepareerd. Resultaat: een waterdichte romp.
Op verzoek kan de boot worden opgeriggerd (dat is een kleine moeite) en is dan weer vaarklaar. Het is een boot om gezellig in te gaan roeien met z’n vieren.