Het winterseizoen brak aan. Nadat vanaf begin augustus het botenhuis droog heeft gestaan, heb ik amper in een boot gezeten. Naast de gebruikelijke wedstrijden (Cottwich regatta in de 4- en skiff en de Novembervieren in de 4+) twee keer mijn toevlucht gezocht op vreemd water in Doetinchem en Almelo. Dat belooft niet veel goeds als voorbereiding op de Hel..
In Almelo had ik afgesproken dat ik een boot van hen kon lenen, dat was geregeld!
De voorpret voor de wedstrijd was redelijk aanwezig. Met een temperatuur van rond de 4 graden kon ik leven, zolang het maar droog blijft was mijn gedachte. Wind hoefde van mij ook niet zo. Vorig jaar was toch met recht een Hel te noemen met flinke wind en hagel tegen. Daar had ik eerlijk gezegd weinig trek in.
Vol goede moed vertrok ik ruim op tijd van huis. Op de zondagochtend weet je het maar nooit met het verkeer. Dat bleek aardig mee te vallen. Ik was ruim anderhalf uur vóór ik moest oproeien aanwezig. Daar was het aardig druk, want de boten van het eerste blok waren al binnen. Het was wachten op de Botenwagen van Amycus.
Toen de botenwagen was gearriveerd, bleek er een logistiek probleem.. Ik was vergeten te mailen voor de botenleen en dus was er geen boot. STOM! Van mij. Daar zat ik in het hoge noorden, met veel zin om te roeien, zónder boot.. Ik kon mijzelf wel voor mijn hoofd slaan (of in het Winschoterdiep springen)! Ik moest dus nog snel een boot regelen.
Ik zag de Praeses van Aegir en legde hem mijn probleem voor. In de bestuurskamer zat de Commissaris Vloot. De PC werd opgestart om na te gaan of er een boot was die ik kon gebruiken. Er was een boot beschikbaar van iemand die de Hel niet startte. Gelukkkig! Ik had een boot! Kon ik toch starten! De tijd werd aardig kritisch, ik moest het water op.
De boot lag in het water en ik kon mijn eerste halen maken. Dat ging minder dan gehoopt. Ik was al onderweg en toen kwam het besef dat ik de boot niet had afgesteld! En dan zat alles ook vast met moeren.. Dan moest ik het hier maar mee doen dacht ik. Tijd zat om te wennen aan de boot. Ik moest immers 10 kilometer oproeien naar de start.
Dat oproeien ging redelijk straf. Tempo was goed, snelheid zat er weinig in. Hoe kan dat nou dacht ik. Ik moest door, want tsja, ik moest wel op tijd in het startvak zijn voor de wedstrijd. Na vier kilometer roeide ik Stad uit en zag ik het eerste hokje, de finish. Ik passeerde dat punt 5 minuten voor de deadline. Na nog een dikke twee kilometer te hebben geroeid, kwamen daar de eerste skiffs voorbij. Voor hen was de wedstrijd begonnen. Daar kwam de spanning ook op bij mij. Zal het vandaag goed gaan in een geleende boot?
Eenmaal aan de start had ik even tijd om bij te komen van dat rotstuk. Toen ik de skiff in de juiste richting had gedraaid snapte ik waarom het oproeien zo langzaam ging. Er stond een aardige wind over het kanaal. Wind mee, technisch weer, vooral gunstig voor de geoefende roeier. Daar zat ik dan. Nu al 1-0 achter..
De dames 2- was inmiddels gestart en ik kon mij opmaken om ook te starten. Ik roeide als eerste van de Veteranen. Dat ik niet als eerste de finish zou passeren had ik al in mijn achterhoofd geprent. Ik kreeg het startsein en los was ik. Met een mooi, strak tempo vertrok ik. Rust in mijn hoofd en volle concentratie voor het trappen. Ik keek vrij het kanaal op en zag de rest ook één voor één starten. De wedstrijd was echt begonnen.
De roeier die direct achter mij startte, roeide onder de kant, ik zat midden op het kanaal, de wind was goed voelbaar, ik moest vaak corrigeren met bakboord, wat tijd kostte natuurlijk. Onder de kant ging mijn snelheid wat omlaag, dus bleef midden op. Na ruim anderhalve kilometer, moest ik toch mijn meerdere kennen en schoof de Hunze mij voorbij.
Na twee kilometer ging ook de Zwolsche voorbij. Van beide had ik verwacht dat ze mij zouden passeren, zolang er geen andere boten dichterbij zouden komen was mijn gedachte.
Stoïcijns roeide ik door. Af en toe viel de concentratie weg. Wat is die 6 km toch een roteind! Tempo niet te hoog, want wilde niet dat ik de laatste kilometer compleet leeg moest afleggen, dat kost immers nog meer tijd. De snelheid schommelde wat. Na vier kilometer voelde ik mijn handen, blaren! Mijn rechterhand zat onder het bloed. Ik moest nog twee kilometer.. elke haal blies ik de pijn weg en concentreerde mij volledig op de halen en het tempo.
Het hokje dat op het 5 km punt stond was ik net gepasseerd en de laatste kilometer ging ik in. Wat voelde dat water ineens zwaar! Ik zag mijn snelheid afnemen.. Dat kan toch niet! Het tempo werd opgevoerd, de snelheid ging omhoog. Het was nu of nooit! In die laatste kilometer heb ik wel 10 keer tien halen geteld, wat was de finish nog ver! En door.. en door.. Ik hoorde van de kant de mensen die mij over de finish schreeuwden en PIEP! Ik was binnen!
Pff.. even rusten en daarna rustig doorroeien. Dacht ik. Mijn handen waren kapot. Ik kon niet meer. Mijn handen konden niet meer. Omdat ik zo weinig heb geskifft, plukte ik nu de vruchten van een gebrek aan eelt. Wat een Hel.
Eenmaal binnen, kon ik lekker bijkomen. Het voordeel dat ik nu had was dat ik de boot direct in de stelling kon leggen, lekker dichtbij. Snel douchen en met anderen de wedstrijd nabespreken. Toen de tijden bekend waren, bleek ik nog net in het linker rijtje van de Veteranen te staan.
Volgend jaar hoop ik toch meer roeikilometers in de benen te hebben alvorens ik de Hel start. Een leuke wedstrijd, echte aanrader!
Sebastiaan van den Worm